Van “kijken” naar “zien”
Er zijn wat mij betreft twee redenen om een foto te bewerken:
- Ik wil dat de foto laat zien wat ik denk gezien te hebben (bewerken);
- Ik wil dat de foto laat zien wat ik wil hebben gezien (nabewerken).
Ik gebruik hier bewust het werkwoord “zien”. Om iets te “zien”, moet je “kijken”. Om te “zien” moet je het beeld waarnaar je “kijkt” interpreteren.
Een eenvoudig voorbeeld ter verduidelijking kan het volgende zijn:
- Je kijkt naar een lange rechte spoorweg, bestaande uit twee parallelle horizontale spoorstaven met op regelmatige afstanden dwarsliggende bielzen.
- Je ooglens projecteert een perspectivisch vertekend beeld op je netvlies, waarop de spoorstaven verticaal staan en naar boven toe steeds dichter bij elkaar komen. De bielzen worden naar boven toe ook steeds kleiner en liggen dichter bij elkaar
- In je hersens wordt dat beeld geïnterpreteerd: je weet dat die spoorstaven evenwijdig zijn en dat de bielzen allemaal even groot zijn en op gelijke afstanden van elkaar liggen.
- Je “ziet” dus de spoorweg zoals die horizontaal naar de verte gaat, terwijl het resultaat van het kijken op je netvlies een rechtopstaande driehoek is met steeds kleinere dwarsliggers.
Een mens kijkt met een oog (lens en netvlies) en ziet door het interpreteren van waar het oog naar kijkt.
Een camera “ziet” niet. Een camera “kijkt”
Een camera met sensor of film werkt anders dan je ogen. Een camera kijkt met een lens en de sensor (digitaal) of film (analoog). In de donkere kamer of in de software in je camera wordt die informatie omgezet in een plaatje op papier of op een scherm, of dat nu het scherm van je camera of je computer is. Het beeld op dat scherm is dus altijd een bewerking (interpretatie) van de informatie die je sensor heeft vastgelegd.
In de fotografie moet je dus, om te “zien, het beeld waarnaar de camera “keek” bewerken:
- In analoge fotografie doe je dat in je donkere kamer; je maakt een positieve afdruk van je negatief.
- In digitale fotografie doet de camera dat voor jou of kun je het zelf in fotobewerkingssoftware verzorgen. De camera of jijzelf maakt dan van de informatie die de sensor heeft verzameld een plaatje dat je kunt printen of op je scherm kunt bekijken.
De bewerking verzorgt dus in principe eenzelfde soort interpretatie van de informatie die je lens en sensor hebben vastgelegd.
In de digitale fotografie is het zogenaamde RAW bestand niets anders dan de op je geheugenkaart opgeslagen ruwe informatie die je sensor heeft vastgelegd. De exacte manier waarop die informatie
Van negatief naar positief, van RAW naar JPG
Ik ben begonnen als analoge hobbyfotograaf in de jaren 1960/1970. Analoog betekent dat er uit je camera, na een chemische behandeling, een film met negatiefbeelden tevoorschijn komt, waarvan je in je donkere kamer positieve afdrukken maakt. Bij dat ontwikkelen van de film en bij het afdrukken heb je nog veel keuzemogelijkheden die het uiteindelijke beeld beïnvloeden (Figuur 1).
Wanneer je “in JPG” fotografeert, gebruik je software in de camera die de informatie van de sensor interpreteert en naar JPG converteert. Je camera schrijft het geïnterpreteerde bestand naar je geheugenkaartje als JPG-bestand. De camera gebruikt bij die omzetting de instellingen die je voor het maken van de foto hebt gekozen.
Wanneer je “in RAW” fotografeert schrijft de camera de oorspronkelijk door de sensor geproduceerde enen en nullen naar het geheugenkaartje: het RAW-bestand. Omdat dit een directe dump van je sensor naar het geheugenschijfje is, is de precieze structuur van zo’n RAW-bestand afhankelijk van je camera. De verschillende cameramerken, en soms zelfs de verschillende camera’s binnen één merk, hebben dan ook een verschillende structuur.
Een RAW bestand is dus een directe dump van de informatie van de sensor, terwijl de JPG uitvoer een bewerking daarvan is. Bij beide typen bestanden worden verder nog zogenaamde EXIF data opgeslagen, die een veelheid van informatie over je camera, je lens en allerlei instellingen vastleggen.
Kortom, een JPG-bestand is een bewerkt RAW-bestand (Figuur 2). Je kunt die bewerking aan je camera overlaten, maar als die camera de optie heeft je bestanden in RAW op te slaan, kun je dat ook zelf buiten de camera doen. Daarvoor zijn RAW-converters beschikbaar, veelal ingebouwd in door de fabrikant van je camera geleverde software.
Ik fotografeer met NIKON en gebruik daarvoor de NIKON-software NX‑Studio. Programma’s als Photoshop, Lightroom, Elements kunnen de meeste RAW-formats inlezen.
Deze software kan in principe hetzelfde doen als de software in je camera en leest daartoe de instellingen bij de opname uit de bijbehorende EXIF-data. De software heeft meestal echter meer mogelijkheden maar laat je bovendien ook de meeste instellingen later, thuis op je computer aanpassen. Uiteraard kan dat niet met de sluitertijd, het diafragma of de ISO-waarde. Wel kan in de RAW-conversie meestal de belichting nog enkele stops worden “gecorrigeerd”. Dat kan met weinig kwaliteitsverlies, omdat de sensor een veel grotere dynamiek heeft dan een JPG-bestand.
En dit is precies de reden waarom ik bij voorkeur in RAW fotografeer. Ik kan thuis met NX-Studio achteraf een groot aantal instellingen opnieuw kiezen, en daarmee, zo ik dat wil, een andere instelling dan ik bij de opname heb gekozen, zonder kwaliteitsverlies.
Andere cameramerken zullen vergelijkbare software beschikbaar stellen. Een snelle Google search levert de volgende lijst:
Camera merk | Software |
---|---|
Canon | Digital Photo Professional |
FujiFilm | Capture One |
Nikon | NX Studio |
Olympus | OM Workspace |
Dank je wel Tinus voor je professionele uitleg. Je hebt er veel tijd aan besteed.
Ik was al bekend met het verschil in RAW en JPG. Bedankt ook voor het delen.